Ditjes en datjes/Stilte

Ik sta in de kroeg. Ik praat het hardst van allemaal

Ik praat over ditjes en datjes. Ik doe dat met jan

En alleman

Iemand maakt een grap, mensen lachen.

Ik reageer ad rem. Mensen lachen nog harder.

Ik lach ook.

Het is laat. Iemand zegt dat het tijd is om te gaan.

Ik zeg dat we er nog eentje moeten doen.

We doen er nog eentje.

We halen onze fietsen van het slot. We praten.

We praten heel erg luid.

We praten over

vanalles en nog wat.

Tussen het praten door kan ik het al horen.

Het komt stilletjes op me afgeslopen.

We fietsen een stukje samen op.

Een voor een gaan we onze eigen weg.

Dan fiets ik alleen. Ik hoor het kraken van mijn fiets

En het rubber van mijn banden op het fietspad.

Ik fiets snel. Toch heeft de stilte me ingehaald.

De stilte suist in mijn oren, zoals het dat ‘s nachts zo goed kan

Overdag trouwens ook