Het zwembad

Vandaag ging ik naar het zwembad.

Normaal ga ik met de fiets, maar vandaag pakte ik de tram.

In de tram zorgde ik voor wat opschudding door rechtdoor te rijden terwijl de rest van de tram rechtsaf sloeg.

Johan lag al in het water

Waar is je fiets? Vroeg hij.

Ik ben met de tram. Zei ik.

Waar is de tram?

Die is een zakje snoep kopen.

Het was een vreemde dag.